Tips voor werken met PatroonBladen

Als je je eigen kleding wil gaan naaien krijg je meestal te maken met Patroonbladen. En dat is misschien nou nét wat je tegenhoudt om te beginnen aan het maken van je eigen kleding. Want wat zien die Patroonbladen er vaak ingewikkeld uit met al die lijnen en tekens!

Hier lees je wat Tips en Uitleg over het ontcijferen van Patroonbladen, verschillende soorten patronen, het overnemen van het naaipatroon en het knippen van je stof. En met een beetje geduld, als je weet waarnaar je moet kijken, is dat eigenlijk best goed te doen!

Voordat je begint
Blader je door een patronen boekje of op internet en zie je een leuk naaipatroon dat je graag wil maken? Begin dan bij het begin:
• Kijk naar de maten tabel van het patroon. Hierin staat welke maten je moet opmeten bij jezelf. Doe dit zo eerlijk mogelijk en neem de maat die staat aangegeven. Misschien heb je een maatje groter dan normaal, maar dat geeft niks. Het gaat om het resultaat, niet om het nummer!

• Lees meer > Hoe meet je je maten op

• Kijk bij de benodigdheden: hoeveel stof heb je nodig voor jouw maat? Heb je nog fournituren nodig, zoals vlieseline, knopen, een rits, etc.
• Heb je alles in huis, dan kun je aan de slag!

Patroonbladen uit naai-tijdschriften of -boeken
De meest bekende naaipatronen zijn die uit naaitijdschrifen zoals de Knip, de Burda of La Maison Victor. Zo’n tijdschrift bevat ongeveer 12-20 patronen, met meerdere patroondelen in verschillende maten, die ze allemaal op een paar patroonbladen kwijt willen. Dat geeft natuurlijk een enorme hoeveelheid lijnen en tekens! Maar blijf rustig en kijk goed, dan kom je er vast wel uit:
• Ben je een beginner, kies dan eerst wat makkelijke patronen om te maken. Meestal staat er aangegeven met stippen (1 – 4 stippen) hoe moeilijk een patroon is. Een patroon met één stip is makkelijk en bevat maar weinig verschillende patroondelen en meestal geen figuurnaden, knopen, ritsen en ander gedoe.
• Bij het patroon dat je wil maken staan een aantal dingen aangegeven: op welk patroonblad staan de patroondelen? Welke kleur lijnen heb je nodig? Hoe ziet de lijn van jouw maat eruit (stippellijn, streepjes, etc.)? Welke patroondelen heb je nodig (deze zijn meestal genummerd)?
• Spreid het patroonblad dat je nodig hebt uit op tafel en kijk waar alle patroondelen die je nodig hebt zich bevinden.
• Heb je ze allemaal? Dan kun je verdergaan met het overnemen van de patroondelen op patroonpapier (lees verder een stukje hieronder)

Losse NaaiPatronen
Er zijn tal van naaipatroon-merken die losse naaipatronen aanbieden. En ook bij naai-tijdschriften kun je vaak losse naaipatronen bestellen. Ze zijn meestal wat duurder, maar ze hebben dan ook een paar voordelen:
• Het patroon zit vaak in een mooi mapje of envelop, waarin je alles wat bij het patroon hoort netjes kunt bewaren
• Er staat maar één kledingstuk op het patroonblad, zodat er geen wirwar van lijnen en kleuren op het papier staan. Een stuk overzichtelijker!
• Meestal overlappen de patroondelen elkaar niet, wat het handiger maakt om alle patroondelen en merktekens goed te zien en over te nemen.
• Het papier is meestal wat dikker van kwaliteit dan de patroonbladen uit tijdschriften, en ook niet zo glad. Hierdoor blijft de inkt van de stift beter hechten aan het papier. En je kunt je patroon vaker gebruiken voordat het patroonblad kapot scheurt.

Printbare Patronen
Sommige patronen kun je downloaden als PDF bestand via blogs of patronen-websites. Meestal bestaat zo’n patroon uit meerdere A4-tjes die je print en daarna aan elkaar moet plakken. Het klinkt als veel gedoe, maar soms kun je niet anders als je een bepaald patroon graag wil maken 😉 Let op de volgende dingen:
• Print het patroon uit op een grootte van 100%, zodat de patroondelen het juiste formaat hebben (dit kun je instellen als je gaat printen).
• Het patroon heeft meestal een test-vierkant van bijvoorbeeld 5 x 5 cm, zodat je kunt controleren of je het patroon op de goede maat hebt uitgeprint. Print als eerste de pagina met het test-vierkant, als hij klopt kun je de rest van de papieren uitprinten.
• Bij een groot patroon staat er meestal een tekening met het eindresultaat van het patroonblad, hierop is te zien hoe het patroonblad eruit komt te zien als je alle blaadjes aan elkaar hebt geplakt. Welke blaadjes je waar aan elkaar moet plakken staat in de beschrijving van het patroon. Soms staat het ook langs de randen van elk A4tje aangegeven met een pijltje met een getal of letter erin. Je plakt dan de ‘1’ van de ene pagina aan de ‘1’ van de andere pagina, etc.
• Knip al je uitgeprinte A4tjes bij, de stukken van het patroon staan in een afgebakende rechthoek. Deze rechthoeken knip je eerst uit, daarna plak je ze aan elkaar tot een groot patroonblad.
• Plak de papieren aan elkaar op de achterkant met lekker veel plakband (over de hele lengte van het papier). Je kunt ook plakken met prit, laat dan bij het uitknippen van de rechthoeken een plakrand zitten aan één zijkant en b.v. de bovenkant van elk geprint vel.
• Je patroon is nu klaar om te gebruiken, net als een kant-en-klaar naaipatroon!

Het Patroon overnemen op Patroonpapier
Dus je hebt een patroon gekozen, je maat bepaald en de bijbehorende patroondelen en lijntjes gevonden op het patroonblad. Tijd om aan het werk te gaan!
(Let op: soms moet je het patroon aanpassen aan je lengte of liggen jouw maten tussen twee patroon maten in. Je moet het patroon dan zelf wat aanpassen, maar daar ga ik nu niet op in!)

Werkwijze:
• Trek eerst alle lijnen van de patroondelen op het patroonblad in jouw maat over met een duidelijk zichtbare stift. Ook de merktekens zoals streepjes, stipjes, coupenaden, plaats voor knopen, knoopsgaten of rits die op de patroondelen staan aangegeven trek je over met stift.
• Leg een stuk patroonpapier over het patroon (met of zonder ruitjes of stipjes). Leg hier en daar wat zwaars op het patroonpapier zodat het niet kan verschuiven. Je hebt speciale patroongewichtjes, maar het kan ook prima met een mobieltje, koffiekopje, gebaksbordje, rekenmachine, etc. 😉
• Trek de patroondelen over op het patroonpapier met een stift. Doe dit met een liniaal (er bestaan speciale lange linialen met aan één kant een ronding die handig zijn bij het overnemen van patronen), of uit de losse pols als je een vaste hand hebt.

• Schrijf op elk patroondeel de naam van het patroon, de naam van het tijdschrift/ patroonmerk, welk onderdeel het is (mouw, voorpand, etc.), welke maat het is en vergeet ook niet alle merktekens, streepjes en stipjes over te nemen: draadrichting, stofvouw, merktekens langs de randen, knoopsgaten, zakingang, etc.

• Ik vind het zelf tegenwoordig handig om de aangegeven naadwaarden en zoom breedte alvast aan de patroondelen te tekenen op het patroonpapier, dat scheelt straks tijd bij het knippen van de stof. Vooral als je een patroon meerdere malen wil maken! Hoeveel je voor de naadwaarden en de zomen bij je patroon moet tekenen staat aangegeven in de beschrijving van het patroon. Maar de patroondelen zonder naden en zomen uitknippen kan ook, je tekent ze dan later erbij op de stof.
• Let op: sommige patronen zijn al inclusief naadwaarden en zomen! Als dat zo is dan staat dit ook aangegeven in de beschrijving.
• Heb je alle patroondelen overgenomen, knip ze dan netjes uit je patroonpapier. Gebruik hiervoor een aparte papier-schaar en nooit je stof-schaar!
• Heb je een PDF-patroon uitgeprint, dan staan de patroondelen daar vaak los van elkaar op (dus niet overlappend). Je kunt ervoor kiezen om het patroon dan niet over te nemen op patroonpapier, maar de onderdelen rechtstreeks uit je patroonblad te knippen. Als je zeker bent van je maat en het patroon niet voor meerdere personen wil maken bijvoorbeeld.

Het Patroon overnemen op je Stof
Je hebt alle patroondelen geknipt, nu gaan we ze overnemen op de stof van jouw keuze:
• Hoeveel stof en wat voor soort stof je nodig hebt voor het kledingstuk dat je gaat maken staat beschreven in je naaipatroon. Het fijnste zijn patronen die de hoeveelheid stof aangeven voor stoffen van 150 cm breed én stoffen van 110 cm breed. Biologische stoffen en designer stoffen zijn vaak 110 cm breed en daar zul je vaak dan ook wat meer stoflengte van nodig hebben.
• Hoe de patroondelen het handigst en het meest economisch op de stof kunnen liggen staat in de beschrijving van je naaipatroon, meestal met een klein schematisch tekeningetje. Ook hier geldt: het is fijn als dit staat aangegeven voor zowel stoffen van 150 cm breed als stoffen van 110 cm breed.
• Speld het patroon op de stof vast of leg het op de stof met patroon gewichtjes er bovenop. Doe dit op de achterkant van de stof (ik doe dit zelf ook vaak op de goede kant van de stof, oeps). Let erop dat de pijlen van de draadrichting allemaal dezelfde kant uit wijzen en netjes parallel lopen met de zelfkant (zijkant) van de stof! Leg halve patroondelen tegen de stofvouw aan.

• Neem alle merktekens die je op het patroonpapier had overgenomen ook netjes over op de stof (plooien, knoopsgaten, de plaats van zakken, etc). Dit kan met een klein rijgdraadje in de stof, of met goed contrasterend kleermakerskrijt of verdwijnstift. De streepjes aan de zijkant van het patroon (die aangeven waar de patroondelen op elkaar komen te liggen) markeer ik altijd met een klein knipje in de naadwaarde.
• Had je de naadwaarden al overgenomen op het patroonpapier, knip dan de stof uit vlak langs de randen van de patroondelen. Zo niet, dan teken je de naadwaarden er nog bij op de stof, door kleine streepjes te zetten rondom je patroondelen op het aangegeven aantal cm’s dat de naadwaarde of zoom breed moet worden, weer met een goed contrasterend kleermakerskrijtje of verdwijnstift.
• Je stofdelen zijn nu klaar om in elkaar genaaid te worden! Laat de patroondelen nog even op de stof gespeld zitten totdat je het betreffende stofdeel nodig hebt. Zo kun je niet in de war raken. Hoe je kledingstuk precies in elkaar genaaid moet worden (de volgorde waarin je de stofdelen nodig hebt) staat beschreven in je naaipatroon en is voor elk kledingstuk natuurlijk anders.

Je NaaiPatronen bewaren
Ben je klaar met het naaien van je kledingstuk en wil je het nog eens maken? Bewaar je patroondelen per patroon dan netjes bij elkaar. Ik vind het altijd handig om mijn patroon onderdelen bij elkaar te bewaren in een doorzichtige insteekhoes, met de naam van het patroon en de maat duidelijk zichtbaar op de voorkant. Of eventueel een plaatje of tekening van het kledingstuk. Zo kan ik de insteekhoezen met patronen netjes opbergen in een ordner en weer terugvinden als ik ze nodig heb!

Je kunt naaipatronen ook bewaren in archiefmappen- of dozen, of in een lade met hangmappen. Wat jij zelf handig vindt, zodat je ze wel weer terug kan vinden als je ze nodig hebt.

Dit bericht heeft één reactie

  1. Otker j

    Hoe kom ik aan de patronen van u

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.